Judith Wiersema

Eigenheid staat voorop

Interview met Judith Wiersema

Judith Wiersema, kind van de vrije School, maakt beelden van jongs af aan. Ze had op 18-jarige leeftijd nog niet bedacht dat kunstenaar een beroep kon zijn, en koos voor verpleegkunde. Een aantal jaren later ging ze naar de Gooise Academie en is ze vervolgens door Janco Berman opgeleid. Daarna is ze in het diepe gesprongen, elke dag in haar atelier gaan werken, heeft een groep overgenomen van een docent, en heeft ze erkend dat ze van nature een kunstenaar is, die dat aan zichzelf nog niet bekend had. Inmiddels geeft ze les op de Gooise Academie, maakt beelden en functionele kunstobjecten.

“De cursus die je bij ons geeft, is die alleen voor beginners?”
“Van mij mag iedereen beginner zijn; ik wil mensen graag behouden, ze welkom laten zijn, met of zonder ervaring, of met een andere ervaring, zoals sieraden maken

Iemand die een cursus gaat doen wil bijleren, ongeacht zijn niveau, en daar ben ik vòòr.

”Wat leer je bij jou?”
“”Je leert oorspronkelijk werken, en je niet langer te laten leiden door voorbeelden van anderen. Ik begin bij de eerste les meteen met een gezamenlijke en best pittige opdracht: het werken aan een kop van klei naar een model.

Je leert dan direct goed kijken en je af te vragen: “ik zie iets maar hoe transformeer ik dat tot een vorm? “

Cursisten vinden dat erg leuk: tot hun verrassing is er een hoofd uit hun handen gekomen! Het is zowel mooi als praktisch om allemaal als eerste opdracht met hetzelfde materiaal te werken. Mensen inspireren elkaar daarmee.

Volgend seizoen ga ik naast technieken ook kunsteducatie aanbieden tijdens de cursus, onder andere door documentaire materiaal te laten zien.””

Judith Wiersema met cursist

“Klei is op weg naar steen”, heb ik je horen zeggen?”
“Ja, als docent kan je beter zien waar iemand zit in zijn ontwikkeling in klei: voor mij werkt dat als een meetinstrument.

Vervolgens moet ieder werken met de steen die vòòr hem ligt. Kom liever niet met een plaatje van thuis, dat je geforceerd uit de steen wilt halen. Leer te werken met de vorm die er al is, te kijken naar wat steen je aanbiedt, en dan iets te maken.

Als je veel moet weghakken van de oorspronkelijke vorm van de steen omdat je een idee in je hoofd hebt, maak je het jezelf moeilijker dan wellicht nodig.”

“Is beeldhouwen voor iedereen weggelegd?”
“Tsja” Ze moet even nadenken.

“Het moet je liggen; je hebt er kracht voor nodig. Als je iemand bent die houdt van schoonvegen en aaien, ben je misschien minder geschikt om in steen te werken.”

“Ben je een sturende docent, of meer begeleidend? “
“Ik bied techniek aan, geef opdrachten, en laat de duur van de opdracht bepalen door de voortgang in de groep. Doorgaans duurt een opdracht ongeveer 7 lessen.

Ik laat mensen eerst eens even lekker schuren, de hardheid van de steen ontdekken, af en toe afstand nemen, en dan komt er tijdens de les meestal ineens een idee, zoals een cursiste opmerkte” nu de scherpe hoeken weg zijn zie ik dat er eigenlijk een kikker inzit’

Iemand die vastloopt in de hardheid bied ik een zachtere steen aan, zoals speksteen, om te onderzoeken wat bij hem of haar past. Vaak kom je er zo achter of je dan met meer techniek toch naar hardere steen kan. Of niet.

In feite probeer ik mensen verder te brengen met verschillende technieken, zoals in de opdracht sluiering.

Cursist JW opdracht 'sluiering'

Ik wil mijn eigen handtekening als docent niet te sterk terugzien in de werken van cursisten: eigenheid staat voorop.

Wat je maakt is een mix van eigen karakter, gedrag en manier van denken.

Vakmanschap komt gaandeweg.”

Waaruit ontstaat jouw eigen werk?
“Mij trekken de vrouwelijke vormen sterk aan; tenslotte maak je jezelf.”

Zucht..

“Ik heb gezocht naar abstractie. Daarin bewonder ik bijvoorbeeld Zadkine enorm, maar het lukte me niet om bij de abstractie te blijven. Ik heb er wel mee geworsteld om mijn werk een vorm te geven die uitdrukt wat ik wil zeggen zonder teveel af te maken, en daardoor de suggestie te laten werken.”

Na een weloverwogen stilte: “uiteindelijk heb ik geaccepteerd dat ik heel realistisch werk maak. Zelfacceptatie.”.

“Inmiddels maak je ook lampen?”
“Ja, via allerlei associaties, beginnend bij het stilleven, en het zoeken naar andere, minder herkenbare vormen kwam ik bij functional art terecht en ben ik lampen gaan maken. Via de kronkelwegen van de zoekende geest. Dat bleek ik erg leuk te vinden. En, het is me gelukt om daar mijn signatuur in te brengen, denk ik.”

“Jouw signatuur?”
Ja, bij de meeste lampen ligt de nadruk op techniek en functionaliteit. Ze worden bijna altijd door mannen gemaakt.

Mijn signatuur is een combinatie van elegantie en stoerheid. Handwerk met vrouwelijkheid. Ik denk dat ik me daarin onderscheid. Mijn lampen zijn meer een uitdrukking van mijn gevoel.”

“Je bevindt je nu tegelijkertijd in twee werelden, die van de kunst en van de toegepaste kunst. Hoe is dat?”
“Ja je gaat van de wereld van galeries naar de wereld van de interieurmensen.

Ik ben daarin wel geholpen; ik heb de kruiwagens aangepakt die er waren. Ik ben ook zichtbaar geweest in de media, heb met galeries gewerkt, ben op beurzen geweest. En ben ook al 20 jaar bezig. Dat helpt en is nodig.

Of iets verkoopt of niet heeft ook te maken met marketing; je moet jezelf bewijzen om te kunnen verkopen, laten zien dat het goed met je gaat.

Hoe het ook zij, als je kunst maakt, in welke vorm dan ook, moet je ziel er inzitten.

Anders gaat het werk vervelen. “

Interview van Agnes Bruintjes met Astrid Schrage juni 2025

  • Deel deze pagina: